De dood en de materie

Afgelopen mei was het alweer tien jaar geleden dat Karel Appel overleed. En kort daarvoor ook Reve, merk ik op uit de tekst die ik destijds in mijn vorige leven als kunstbeschouwer schreef.
En ik bedenk me nu dat weinig mensen een verftube konden uitknijpen als Appel. Alsof het mayonaise was. Nu goed. De dood en de materie.
Opdat wij niet vergeten lieve vrienden.

 

Bij het overlijden van Karel Appel (1921-2006)

Enkele weken na de zelfverklaarde Volksschrijver is ons nu ook de nationale Volksschilder ontnomen. Zelf heeft Karel Appel zich zo nooit genoemd, maar de geuzennaam lijkt op hem meer van toepassing dan op Gerard Reve. Van gewone komaf kan ik mij toch herinneren in menig huis van mijn jeugd een reproductie van een Appel op het toilet of in de keuken te hebben zien hangen. De vrolijke kleuren en de amorfe vormen uit vooral zijn wat latere periode sloten schijnbaar naadloos aan bij het algemene idee van moderne kunst. Ook zag je hem veel op lagere scholen en in postkantoren. Hij hoorde er bij. Appel was kunst en omgekeerd.

Beide kunstenaars hebben hun faam, behalve aan hun werk, in belangrijke mate te danken aan hun aanwezigheid in de media. Maar waar Reve een complex, diepzinnig en clownesk mensbeeld liet zien, dat juist vanwege de vele lagen intrigeerde, toonde Appel met zijn presentatie van zichzelf in de film van Jan Vrijman een bijna eendimensionaal, aan zijn zintuigen onderworpen en daardoor onvermijdelijk enigszins humorloos mens, dat juist door de gedachteloze overgave aantrekkelijk of shockerend was.
Waar Reve worstelde met de betekenis richtte de strijd van Appel zich bijna geheel op de materie. Die moest overwonnen en gevormd worden tot een beeld dat de zintuigen beviel.
Beide kunstenaars ontwikkelden door de Tweede Wereldoorlog een getraumatiseerd – maar daardoor niet minder reëel – mensbeeld. Reve vluchtte in zijn behoefte aan zingeving in de mystieke westerse traditie. Appel zocht een zelfde soort waarheid in de individuele levensloop van het dier Mens. Waar Reve herkenning zocht in de gelaagdheid van de decadentie zocht Appel juist de ongeschonden waarneming van het kind. En net als voor het kind was ook voor Appel de taal niet zijn grootste vriend. Onbeholpen en met een venijnig Amsterdams volksaccent formulerend was hij recentelijk weer in vele herdenkingsprogramma’s te horen. De woorden die hij gebruikt lijken afkomstig van een ghostwriter, zelfs als het aantoonbaar zijn eigen woorden zijn. In een brief vanuit Parijs in 1950 schrijft hij bijvoorbeeld aan Aldo van Eyk: «De materie realiseren dat is de nieuwe weg voor schilders, architecten enz. (…) De laatste tijd in mijn atelier in Amsterdam drongen de wezens meer naar voren, over al deze doeken die ik meegenomen heb, heb ik overheen geschilderd. De materie zelf is het.»
De materie «realiseren» – het zijn de woorden van iemand die liever geen woorden gebruikt. Zulke half naïeve, half verlichte uitspraken doen denken aan dat andere volksgenie, Johan Cruijff. Appels inhoudelijke manifest lijkt, net als de vele wijsheden van Cruijff, met name op zijn eigen talenten van toepassing. In een interview met Nova vertelde Appel in 2001 dat alles voortkomt uit het instinct. Het instinct bepaalt hoe je begint en wat je volgende stap is: «En het instinct zegt ook wanneer je moet stoppen.» En ondertussen, terwijl de kunstenaar in stille dialoog is met het doen en de materie, lijkt het alsof hij maar wat aan rotzooit.
Appels fameuze nonchalance mag misschien als levenswijze de burgerij hebben geshockeerd, inhoudelijk of levensbeschouwelijk tastte hij de fundamenten van de samenleving niet aan, zoals Reve dat wél deed. In zekere zin zijn zij daarin precies elkaars tegenovergestelde. Reve experimenteerde nauwelijks met vorm, maar wel met inhoud. Appel experimenteerde uitsluitend met de vorm. Bij hem geen grote uitspraken, geen melancholie, geen overdreven gerotzooi met vrouwen, geen drugs, geen seks met jongens of dieren. Sterker nog, het is opvallend hoe in het visueel zo viriele oeuvre de vleselijke lusten nauwelijks een rol spelen.

Anders dan bij die andere grote stroming het surrealisme, waar de worstelende mens en zijn seksualiteit, bewust of onbewust, van de doeken spat, is er van dat laatste bij de Cobra-schilders bijna niets te merken. Cobra, dat is de mens vóór de seksualiteit, vóór de zondeval. Een onschuldig, impulsief dier of kind.
Het is ongetwijfeld aan zijn onderwerpkeuzes en zijn onbesproken persoonlijke levensloop te danken dat Karel Appel, tegen alle verwachtingen in, kon uitgroeien tot Volksschilder. Hoewel er beruchte protesten waren tegen zijn werk was hij in zijn verfsmijterij en barbarisme zo consequent dat het volk kans zag zich er vertrouwd mee te maken. En zich er zelfs enigszins mee te identificeren.

Bij Appels dood valt op hoezeer de wereld in de tussentijd is veranderd. Als in vroeger tijden wordt de beeldende kunst weer gedomineerd door het verhaal. De materie is in deelgebieden als de nieuwe media, de fotografie en de digitale film geheel aan het verdwijnen. De aanraking met het materiaal is virtueel geworden. Wie o wie leert ons smijten met harde schijven?

dick tuinder

Leave a Reply